De naam Friezen komt van het Indo-Europese woord preisios (prijzen) een vervoeging van „prei” hetgeen zo iets als dierbaar betekende. „Friezen” betekent dus „vrienden & verwanten”. Friesland kende die zogenaamde „Friese vrijheid”. Dit betekent dat er geen heersende klasse (zoals b.v. een onderling door eed en huwelijk verbonden adel) bestond. Feitelijk bestonden de Friese landen uit een grote verzameling boeren-republiekjes. Ze waren het zelden met elkaar eens, elk zich beroepend op die zogenaamde „Friese Vrijheid”.
In de middeleeuwen kwamen vertegenwoordigers van de gemeenschappen, de Giet-mannen, jaarlijks bijeen bij de Upstalboom bij Aurich om, zover als mogelijk, enige eenheid in bestuur en beleid te bereiken. Zelfs hun wetten en straffen, (die bekend zijn van ca. 800 nbj af) werden niet overal op gelijke wijze geïnterpreteerd. Door die trotse vrijheidszin: „de boer moet zelf de leidsels houden” is er vrijwel geen „echte” Friese staatsvorming opgetreden.
Opmerking:
In Polen was er een soort gelijke situatie: „op zijn boerderij is de boer gelijk aan de stad-houder” (wojewoda).
De Friese vrijheid
Als voorbeeld van de oude Friese versnippering kan de oude indeling van de provincie Friesland bekeken worden. Die omvatte vroeger elf steden en dertig „grietenijen”. De grietmannen (hoofdmannen) van die gemeenschappen werden namens die (11 en 30) gemeenschappen afgevaardigd naar de jaarlijkse vergaderingen waar besluiten (die de grietenijen al dan niet allen betroffen) werden genomen. Omdat het standpunt van elke grietman bepaald werd door zijn achterban (ze hadden „last én ruggespraak”) moesten ze regelmatig terug naar hun kiezers. Dus kwam men vaak moeizaam tot besluiten. In het Nederlandse spraakgebruik duidt „op z’n elf en dertigst” nog steeds op een uiterst trage maar ook moeizame besluitvorming. Door die versnipperde organisatie was de besluitvorming immers heel erg lastig. Door deze les moeten gekozen bestuurders in Nederland, bij de aanvaarding van een mandaat, nu o.a. verklaren dat ze zonder „last en ruggespraak” zullen handelen.
Oude provinciale indeling
Er waren dertig Grietenijen verdeeld over drie „kwartieren” en een vierde „kwartier” voor de elf steden:
1. Oostergo:
Achtkarspelen, Dantumadeel, Ferwerderadeel, Idaarderadeel Kollumer-land & (Nieuw-) kruisland, Leeuwarderadeel, Oostdongeradeel, Rauwerderhem, Smallingerland, Tietjerkstradeel en Westdongeradeel.
2. Westergo:
Baarderadeel, Barradeel, het Bildt, Menadumadeel, Franekeradeel, Hemelumeradeel & Oldeferd, Hennaarderadeel, Wonseradeel en Wymbriseradeel.
3. De Wouden:
Ængwierda, Doniawerstal, Gaasterland, Haskerland, Lemsterland, Oost-stellingwerf, Opsterland, Schoterland, Utingeradeel en West-stellingwerf.
4. Elf steden:
Leeuwarden, Dokkum, Drachten, Franeke, Harlingen, Heerenveen, Joure, Lemmer, Sneek, Wolvega en IJlst.
Opmerking:
De huidige provincie telt nu één provinciaal bestuur en 24 gemeenten! Door die oude indeling heeft de plaats waar een gemeentebestuur zetelt nu vaak een andere naam dan de gemeente die door die raad bestuurd wordt!
De provincie Friesland
De provincie grenst in het oosten aan de provincies Groningen en Drenthe, in het zuiden aan Overijsel en Flevoland, in het westen aan het IJsselmeer en in het noorden aan de Noordzee. Verder behoren de waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog met een drietal onbewoonde eilandjes evenals het beschermde (een natuur reservaat) eilandje Griend, tot de provincie.
De hoofdstad is Leeuwarden. Behalve de polders het Bildt (Hollandse polderaars) in het noorden en de Saksische Stellingwerven (opgenomen Saksische Drenthen) in het zuidoosten is verder de gehele provincie Fries in „taal en cultuur”. Het Nederlands, dat iedereen op de basisschool (dus naast het Fries) leert, is er dus in feite, een tweede taal. Doch in de steden zoals Leeuwarden wordt overwegend een dialect (Stadsfries) gesproken. De provincie heeft een bevolkingsdichtheid van 194 inw./km2.
het Provinciale wapen de Provinciale vlag
Het wapenschild wordt gefankeerd door twee Hollandse leeuwen als schildhouders en is gedekt met de gravenkroon. Het schild toont toont twee leeuwen, één voor de Friese landen in Nederland en één voor de Friese landen in Denemarken en Duitsland. De zeven gouden blokken verbeelden de oorspronkelijke Friese landen. Ook op de vlag zijn deze zeven landen zinnebeeldig afgebeeld als pompeblâren. De vier blauwe banen herinneren aan de vier grote waterlopen Wisara (Weser), Rhenus (Rijn), Mosa (Maas) en Scaldus (Schelde) die het oude Friesland doorsneden.
Provinciale omroep: Omrop Fryslân Radio & Omrop Frislân TV & Teletext.
Friesland in vogelvlucht & Weer in Friesland & Noodweercentrale Friesland.
Friesche overheid & Staten van Friesland, de Friesche academie.
Toerisme in Friesland & Leskaart van Friesland.
Fries volkslied: De âlde Friezen (Fries)
-1-
Frysk bloed, tsjuch op! Wol nou ‘ris brûze en siede. En bounsje troch ús ieren om!
Flean op! Wy sjonge it béste lân fan ‘e ierde: It Fyske lân fol eare en rom!
Refrein
Fries bloed, sta op! Ga nu eens bruisen en sieden. En bons in onze aderen rond!
Vlieg op! We zingen van het beste land der aarde: het Friese land vol eer en roem.
Refrein
-2-
Ho ek troch oermacht, need en sé bitritsen, Oerálde, ljeave Fryske groun,
Nea waerd dy fêste, taeije bán forbritsen, Dy ’t Friezen oan hjar lân farboun!
Refrein
Hoe ook door overmacht, nood en zee gebroken. Oeroude, geliefde Fryske grond,
Nooit werd de vaste, taaie band gebroken, Die de Friezen met hun land verbond!
Refrein
-3-
Fen bûgjen frjemd, bleau by ‘t âld folk yn eare, Syn namme en tael, syn frije sin;
Syn wird wier wet, rjucht, sijucht en trou syn leare, En twang, fen hwa ek, stie it tsjin.
Refrein
Van buigen vreemd, behield het oude volk zijn eer, Zijn naam en taal, zijn vrijheidszin.
Zijn woord was wet, gerechtigheid en trouw zijn leer, En dwang voor wie er tegen was.
Refrein
-4-
Trochloftich volk fen dizze âlde namme, Wêz jimmer op dy âlders great!
Bliuw ivich fen dy grize, hege stamme, In grien, in krêftig bloeijend leat!
Refrein
Doorluchtig volk met die oude naam, Weest immer op uw ouders groots!
Blijft voor altijd van die hoge grijze stam, Een groene krachtig bloeiende loot!
Refrein
Refrein:
Klinkt den en daverje fier yn it roun, Dyn âlde eare, oh Fryske groun!
Klinkt den en daverje fier yn it roun, Dyn âlde eare, oh Fryske groun!
Refrein:
Klink dan en daver fier in het rond, Jouw oude eer, oh Friesche grond!
Klink dan en daver fier in het rond, Jouw oude eer, oh Friesche grond!
Friese presenteer mars: de jonge prins van Friesland. Een parade in Friesland (Fries). Friese volksdansen: Ljouwerter Skotsplouch & Molendansen.
Friese liederen in de streektalen (in het Louwerse- en in het Stads-Fries):
Liwwadder blues & Oudste stapper fan e stad & Mata Hari & Arme Ouwe Jantsje & Skumkoppen & Oktoberlân & Friesland & do Wide See & Lit jim gean, Friezen & Mear As In Freon live in Cultipop & Hakketoone & Paradise by the Dashboard Light & Myn Heitelân & Volksliedjes.
Voor meer Friese liederen zie: muziek uit de provincies.
Geschiedenis van Friesland
De oudste geschiedenis van Friesland is gelijk aan die van de provincie Groningen. Voor geheel Nederland, dus voor alle provincies, geldt dat de monniken tijdens het kerstenen van het gebied vrijwel alle geschreven „heidense” informatie gewist hebben. Alleen op een paar grafgiften (helmen, zwaarden en schilden) zijn wat oude woorden (in het oude runenschrift) bewaard gebleven. De aanverwante Angelen leefden ten oosten van de Friezen en zijn via Friesland (veel Friezen opnemend) naar Engeland getrokken. Dit verklaart de grote verwantschap tussen de oud-Engelse en de oud-Friese taal.
Er is al waarschijnlijk zo’n 2.500 jaar sprake (niet geschreven) van Friezen. Ze kwamen uit het oosten (via het noorden van Polen en Duitsland) naar de kust van de Noordzee in Zuid-Denemarken en in het noorden van Duitsland (Noord-Friezen), Noordwest-Duitsland (Oost-Friezen) en ook van de Nederlanden (West-Friezen). Die West-Friezen bevolkten globaal de huidige provincies Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en het westelijke deel van Utrecht. Tot in de middeleeuwen was de stad Utrecht hun hoofdstad.
Hun zuidgrens is nu moeilijk te bepalen. Een „harde” grens hierbij is hierbij het Sincfal (huidige Nederlandse naam: het „Zwin” – de strand-grens tussen Zeeland en Belgisch Vlaanderen), maar de idee dat het ooit tot in het noorden van Frankrijk reikte lijkt topografisch niet uitgesloten. In die tijd gebruikte men de naam „Friezen” (zoals nu de naam „Hollanders”) voor alle inwoners van de Nederlanden. (De „Noordzee” heette de „Friese Zee”, de kerk die ze in Rome bouwden heet (nog steeds) de „Friese kerk”, enz.).
De naam West-Friezen wordt nog gedragen door de inwoners van het noordelijke deel van de provincie Noord-Holland. Ten zuiden ervan, tot aan de grote rivieren, wonen de Hollanders (Friezen vermengd met Bataven en wat Kaninefaten) en ten zuiden van die grote rivieren vindt men de Zeeuwen (Vlamingen en wat Friezen vermengd met wat Bataven). In de provincie Friesland wonen nu de Louwerse (of Mid-)Friezen.
Door het stijgen van de zeespiegel raakte het gebied tussen het huidige Friesland en Noord-Holland overstroomd en de huidige provincie Friesland ontvolkt. Daardoor werd „Holland” (Noorderkwatier & Zuid-Holland, Zeeland en stukjes van Utrecht en Brabant) dominant. De graven van dat gebied noemden zich later (rond het jaar 1000 nbj.) „Graaf van Holland, Zeeland ende (weer wat later) West-Frisia”.
It âlde Fryslân (Het oude Friesland)
Ook de Friese landen hebben in de tijden van het Heilige Roomse Rijk een vorm van zelfstandigheid ontwikkeld. Dit heet de „Friese Vrijheid”. Tot in de 13de eeuw hebben de graven van Holland en de bisschop van Utrecht er slechts in afnemende mate gezag uitgeoefend. Als afstammelingen van de Friese koningen (in buitenlandse geschriften vaak „hertogen” genoemd) wilden de graven van Holland ook daadwerkelijk macht uitoefenen om, met name, de rechtspraak een krachtiger vorm te geven en ook om er daartoe belasting te heffen. Dus ging er een ridderleger op pad om orde op zaken te stellen.
De laatste slag (bij Warns)
(26 September 1345, motto: Leaver dea as sleaf! = Liever dood dan slaaf!).
Door tactische fouten en een slechte coördinatie van de Hollandse strijdmacht, waarin ook Franse, Vlaamse en Zeeuwse ridders dienden. (de paarden van zwaar geharnaste ridders waren niet in de schepen geladen.) Een weerstand die veel groter was dan verwacht doordat aan de Friese zijde zich ook Schotten hadden aangesloten, dus verloren de „Hollanders” de slag en moesten naar huis vluchten. Het beslissende treffen was bij de Rode Klif waar Friezen nu nog elk jaar, op de laatste zaterdag in september, die slag herdenken.
Door deze overwinning bleef ook de „Friese Vrijheid” in stand zodat de ernstige burger-oorlog tussen „Schieringers en Vetkopers” in Friesland in alle heftigheid, nog 150 jaar, voortging. In 1498 benoemde Keizer Maximliaan I zijn vazal Albrecht van Saksen tot de potestaat (stadhouder) van Friesland waarmee hij de „Friese Vrijheid” beëindigde. In 1579 sloot Friesland zich, als laatste, aan bij de Unie (van de „Zeven Vereenigde Provinciën”).
Volksverhaal 1
De bijzondere betekenis van Fosite voor de Friezen blijkt uit een bekende versie van de sage waarin verhaald wordt hoe keizer Karel de Grote de Friezen hun de Friese vrijheid verleende op de voorwaarde dat zij hun gewoonterecht met zijn regionale variaties zouden vastleggen. Dat codificeren van het Friese recht werd opgedragen aan twaalf asega’s (Friese rechters). Zij slaagden er jaar na jaar niet in.
De keizer stelde hen toen een ultimatum: binnen een bepaalde periode moesten zij hun werk voltooid hebben anders zouden zij op een schip zonder helmstok en zeilen de zee worden opgestuurd.
Inderdaad kregen zij het Friese recht niet tijdig op papier en werd de straf ten uitvoer gebracht. Het schip kwam in een zware storm terecht en de twaalf rechters meenden al dat ze ten dode waren opgeschreven, toen ze plotseling een dertiende man aan boord ontwaarden die, het stuurloze schip, op onverklaarbare wijze naar de wal stuurde. Dit was de god Forsite.
Aan land aangekomen, sloeg Forsite met zijn staf op de grond. Op die plaats ontsprong een bron. Forsite nodigde de twaalf rechters uit, rondom de bron plaats te nemen. Zelf nam hij plaats op een grote steen en dicteerde de rechters vervolgens het Friese recht. Daarmee keerden ze terug naar de keizer en zouden alsnog de „Friese Vrijheid” veilig gesteld hebben.
Opmerking 1:
Van verschillende plaatsen wordt beweerd dat zij het toneel van de vergadering onder leiding van Forsite zijn geweest. Bekende plaatsen zijn de heilbron aan de voet van de Noordfriese Stollberg, het rotseiland Helgoland (op oude kaarten wel aangegeven als „Fositeland”) en het waddeneiland Ameland.
Opmerking 2:
De herinnering aan Forsite werd in Friesland (niet alleen in het Nederlandse deel!) op meer of minder serieuze manier in ere gehouden tijdens het „Friesen-droapen” op Helgoland en door het plaatsen van een extra stoel voor Forsite tijdens vergaderingen.
Opmerking 3:
Germaanse wetten mochten niet opgeschreven, maar uit het hoofd geleerd worden. In een tijd waarin een groot deel van de bevolking nog niet kon lezen, was dat de enige manier om de wetten bekend en nageleefd te maken. Nog tot na de tweede wereld-oorlog werden in geheel Nederland (belangrijke) nieuwe wetten op de stoep van elk raadhuis en stadhuis met „luider stem” afgekondigd!. Pas daarna waren ze van kracht.
Volksverhaal 2
Het Vrouwtje van Stavoren
Er was eens in Stavoren een rijke koopmans weduwe die zich een steeds grotere rijkdom wenste. Daarom stuurde ze haar commandeur (de chef van haar kapiteins) de opdracht alle belangrijke havens te bezoeken en terug te keren met het kostbaarste wat hij op die tocht zou zien. Hij bezocht veel havens maar nergers zag hij iets dat hij het kostbaarste op wereld achtte. Toen kwam hij in Danswijk (heet nu Gdansk) in Polen. Op de markt daar zag hij het „gouden graan” en laadde zijn schip er mee vol.
Teruggekomen vertelde hij het vrouwtje dat dit het kostbaarste was dat hij kon vinden: graan want dat „voedt elke hongerige”. De weduwe ontstak in grote woede en vroeg: „aan welke zijde, bakboord of stuurboord, heb je het graan geladen?” Aan bakboord antwoordde de zeeman. „Heel goed” antwoordde ze „zet het dan, voor de haven, aan stuurboord weer overboord”.
Een oude man uit het volk, die vlak bij haar stond, greep deze verkwisting zozeer aan, dat hij haar opgewonden toeriep: „U zult voor uw overmoed gestraft worden! Er komt nog een tijd, dat u zult gaan bedelen!” Onverstoord draaide zij zich om, nam een kostbare gouden ring van haar vinger, gooide die vervolgens in de golven en sprak: „Zomin deze ring uit de zee terugkeert, zomin zal ik tot de bedelstaf vervallen”.
Spoedig daarna, tijdens een banket voor haar collega’s van de Hanze, vond ze haar ring terug in een vis die haar geserveerd werd. Zoals de oude man voorspeld had, trof haar daarna de ene ramp na de andere en verviel ze in diepe armoede en moest ze inderdaad gaan bedelen om een stukje brood.
Het graan ontkiemde voor de haven en de wortels hielden steeds meer zand en aarde vast. Zo slibte de haven dicht en werd voor wat grotere schepen onbevaarbaar. Zo verviel de gehele, eens zo rijke, stad tot een dorpje van nog geen 1.000 inwoners in diepe armoede.
Friesland in het kort (Engels).
Ameland
Het oudst bekende Westgermaanse (de „moedertaal” van het Fries en het Nederlands) woordje is „wad”. Het is gebruikt in een brief die de Griekse handelaar Pytheas van Massalia (op zoek naar de herkomst van het barnsteen, op het eiland Abalus = Ameland?) schreef. De taalkundige Mw. Nicoline van der Sijs (van Dale, Chronologisch woordenboek) dateert dat geschreven woord in ca. 500 vbj., de historicus Geert Mak (Ooggetuigen van de vaderlandse geschiedenis) denkt aan ca. 325 vbj.
Historie:
Bonifacius, een provincie na 1850, Verhaal Mata Hari, Het Eise Eisinga Planetarium.
Leeuwarden in de Gouden Eeuw (animatie), Leeuwarden zoals het was (briefkaarten).
Moderne tijd:
Muziekfestival Oerrock, Kaatsen, 11-stedentocht, Skûtsjesielen.
Pantser Infanterie Bataljon „Jan Willem Friso” Eerbewijs.