In reacties op de paragrafen Nederlandse wijsgeren en de Religie en staat komt duidelijk naar voren dat de algemene indruk is dat Nederland een Calvinistisch land is. Als men alleen naar de waarden kijkt, zoals die ten noorden van de grote rivieren leven, is dat begrijpelijk. Echter die gedeelde waarden betekenen niet dat de eronder redenen ook gedeeld worden!
Het is erg lastig, wanneer men eenmaal (als baby) gedoopt werd om een kerkelijk lidmaatschap ongedaan te maken. Verder zijn ook de stemmen op kerkelijke politieke partijen slechts een zwakke graadmeter. Men kan als ongelovige op een kerkelijke politieke partij stemmen, zonder kerkelijk te zijn, indien men belangrijke politieke doelen van zo’n partij wil steunen. Ook het omgekeerde is uiteraard mogelijk.
De van de kruistochten terugkerende „ridders” brachten ook verhalen over onmenselijke wreedheden mee. Dit bracht de Hollanders er toe echt te gaan nadenken over de echte betekenis van het geloof. Ook latere verhalen over de gruwelijkheden van (sommige) in de Baltische landen versterkten die belangstelling. Als gevolg van het middeleeuwse erfrecht kregen de Nederlanden Rooms-Katholiek Duitse en Spaanse keizers. Hetgeen uiteindelijk een 80-jarige vrijheidsoorlog deed ontstaan. Zo ontstond het besef dat iedereen moest kunnen denken en geloven wat hij wilde maar er een ander niet mee mocht lastig vallen.
Hendrik van Steenwyk (1580-1649) „Kerk interieur”
Uiteindelijk kregen de atheïstische en agnostische gedachte van een scheiding tussen kerk en staat, in de staatsvormen, een grote aanhang. Dit tot verdriet van sommige kerkelijke stromingen.
Zo ontstond de vraag naar wat humanisme (Agnosten en Atheïsten) eigenlijk betekent Op die vraag probeert, in simpele vorm, hieronder een antwoord te worden gegeven. Centraal staat daarbij de eenvoudige vraag: Is er een god? Op die simpele vraag zijn eigenlijk, heel erg zwart-wit gesteld, maar drie antwoorden mogelijk, namelijk:
1. Ja, de theïsten, 2. Weet het niet, de agnosten, 3. Neen, de atheïsten.
Hierbij zijn de theïsten de mensen die in een onvoorwaardelijke almacht van hun god geloven, terwijl de atheïsten zo’n onvoorwaardelijke almacht uitgesloten achten. Dus samengevat:
Theïsten:
Er zijn in Nederland, afhankelijk van de indeling, ruim honderd geloofsrichtingen. Al die richtingen hebben, naast hun algemene opvattingen, hun eigen (soms overlappende) waarden. Daarom is er bij de meeste richtingen een inhoudelijke studie (zondagschool, catechisatie, bijbel-studie, enz.) nodig om een volwaardig en belijdend lid te kunnen zijn.
Agnosten:
Agnosten hebben de overtuiging dat kennis over het „hogere” ons „stervelingen” niet gegeven is. Immers als er een almachtige goddelijke macht is en die zou wensen dat de mens zijn regels volgt dan zouden alle schepselen dat „aangeboren” weten. Zoals ook elke zuigeling weet hoe het moet ademen en hoe het de moedermelk tot zich moet nemen. Aangezien het godsbesef niet zo gegeven is zijn er twee mogelijkheden: ofwel er is geen god, ofwel hij wil niet dat met hem rekening gehouden wordt. In deze beide gevallen moet elke mens dus zijn eigen weg vinden.
Atheïsten:
Agnosten ontkennen het bestaan van god(en). Als er een goddelijke schepper zou be-staan dan zouden er allerlei verschrikkelijke gebeurtenissen in zijn schepping (het werk zijner handen) niet gebeurd zijn. Dus kan er geen goddelijke macht zijn. Daarom moet de religie als menselijk kwaad worden gezien en dus weerlegd worden.
Voor de duidelijkheid zijn de typeringen vereenvoudigd en zwart-wit weergegeven. Er zijn uiteraard, bijvoorbeeld, agnosten die het bestaan van een god niet ontkennen terwijl anderen dat wel doen.
Han Tiggelaar