Nederlandse componisten

Nederlandse muziek lijkt tamelijk onbekend te zijn. Daarom is in deze paragraaf een poging gedaan die muziek toegankelijk te maken. Aan de hand van een keuze van componisten wordt een chronologisch overzicht gegeven van zo’n duizend jaar muziek uit de Lage Landen, zodat haar ontwikkeling een beetje hoorbaar is.

De informatie komt voor een groot deel uit Wikipedia en muziekstukjes uit Youtube. Het is dus goed mogelijk, via de gebruikte namen en links, verdere informatie te vinden en veel andere muziekstukken te horen. Niemand is dus gebonden aan de hier gemaakte keuzen! Zo kan een ieder veel genoegen beleven bij het zelfstandig zwerven door de „muziek der Lage Landen”. Ten overvloede wordt ook verwezen naar een wat meer complete lijst van componisten uit het Nederlandse taalgebied.

Muziek uit de Vroege Middeleeuwen

In oude tijden waren de lands- en taalgrenzen een tamelijk vaag begrip. Daarbij waren de componisten in die tijden anoniem. Er is voor gekozen verder alleen de muziek van bekende componisten op te nemen en de grenzen niet al te strak te nemen. In de latere tijd is Mozart opgenomen omdat er van zijn tijd vrij veel gedocumenteerd is èn omdat hij in Den Haag gecomponeerd heeft. Hij was aanleiding om iets breder te kijken”.

Hildegard van Bingen
(☼ Barnesheim 1098 – 
Rupertsberg, 1179).
O vis æternitatis & Hemel en aarde & 11.000 maagden (Liederen voor st. Ursula)
& Spritus Sanctus

hildegardaZe was een Benedictijnse abdis en geldt als de eerste vertegenwoordigster van  de Nederduitse (Dietse) middeleeuwse mystiek. Zo was zij  onder meer actief op het gebied van religie, kosmologie, filosofie, poëzie, plantkunde, muziekcompositie, de poëzie en de linguïstiek.

Ze is de eerste componiste in de geschiedenis van de klassieke muziek die bij naam bekend is. Haar heilig verklaring was op 10 mei 2012. Op 7 oktober 2012 werd zij als een kerklerares erkend. De erkenningen werden door de toenmalige Paus Benedictus XVI uitgesproken.
.


Johannes Ciconia
(☼ Luik, 1373
Padua, 1412).
Oh, Rosa Bella & Sus une fontayne.& Istampita „Amor per ti Sempre
& Una panther
(madrigaal)

CiconiaEr waren tenminste drie musici met deze naam. Die anderen worden wel met „de vader” en met „de bastaard” aangeduid. Daarom is de vraag:„wie deed wat” lastig te beantwoorden.

.

.

 

 Willem (Guillaume) Dufay (lees: Dufa-ie)
(☼ Beersel, 1397
Kamerijk, 1474?).
Mis voor een soldaat & Treurlied op de val van Constantinopel & Mis for st. Anthonie van Padova (Offertorium: Veritas mea) & Missa se la face ay pale

DufayHij was een componist in de tijd van de Bourgon-dische Nederlanden (de Zeventien Provinciën). Hij wordt wel als de grootste componist van de 15de  eeuw beschouwd in de Vlaamse Polyfonie waar-van hij (samen met Gilles Binchois) de eerste be-kende vertegenwoordiger is.
.

.

Johannes Ockeghem
(☼ Saint-Ghislain?, 1420
Tours, 1497).
Deo gratias & Missa au travail suis & Missa prolationum & Chanson

OckeghemOckeghem was een 15de eeuwse componist in de stijl van de Vlaamse School. Hij is vermoedelijk geboren in Saint-Ghislain (Henegouwen). Na een korte periode als zanger aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk (Antwerpen 1443-1444), kwam hij in dienst van Karel, hertog van Bourbon, in Mou-lins. In 1452 werd hij door de Franse koning Karel VII in dienst genomen. Tot aan zijn dood op 6 februari 1497 bleef hij verbonden aan het Franse koningshuis (onder Karel VII, Lodewijk XI en Karel VIII). In 1459 verkreeg hij de lucratieve en hoog-gewaardeerde functie van schatmeester van de abdij Saint-Martin in Tours, waar hij ook verbleef. In het jaar 1484 bezocht hij Brugge en Damme.

 Jacob Obrecht
(☼ Gent, 1457/1458  –
Ferrara, 1505).
Missa Caput & Salve Regina & Missa Maria kyrie & Salve Arbor vita

ObrechtJacob Obrecht schreef vooral kerkelijke muziek: missen en motetten. Van hem zijn ook enkele wereldlijke liederen bekend. Hij was een volgeling van Johannes Ockeghem. Ook was hij, naast Josquin des Prez, één van de toonaangevende vertegenwoordigers van de Vlaamse polyfonie van de Middeleeuwen/Vroeg renaissance. In zijn missen en motetten gebruikte hij steeds de „can-tus firmus-techniek” waarbij rond een bestaande melodie de andere stemmen in een polyfone compositie zijn geschreven. Ondanks zijn vast-houden aan de Nederlandse stijl was Obrecht vernieuwend; met name op harmonisch gebied en in variatie van methoden om met  bestaande melodie om te gaan was hij zijn tijd ver vooruit. Dit werd ook erkend door zijn tijdgenoten. Zo nam Johannes Tinctoris Obrecht op in een korte lijst van grote componisten, ondanks dat Obrecht op dat moment pas 25 jaar oud was en aan de andere kant van Europa verbleef.

Adriaen Willaert
( Rumbeke ca.1489 – † Venetië 7 december 1562).
Oh dolce vita mia & Oh magnum mysterium & Ave Maria & Lauda Jerusalem

Hij studeerde rechten in Parijs, maar voltooide die studies niet. Hij kreeg bij Jean Mouton zijn muziekopleiding. (Jean was zelf een volgeling van Josquin Desprez).

Rond 1515 ging hij naar Italië (hetgeen in die tijd gebruikelijk was voor veel musici uit de Lage Landen.

Aanvankelijk werkte hij in Rome en daarna in Ferrara. Eerst trad hij in dienst bij Alfonso I d’Este (hertog van Ferrara).
Daarna (1527-1562) werd hij kapelmeester van de kapel van de San Marco in Venetië.

Zie verder de website van de Willaert stichting.

Cornelis Schuyt
(☼ Leiden, 1557 – 
Leiden, 1616).
Voi bramate, ben mio (madrigaal) & Lieta piú dell’ usato & Amor
& ‘t Spel voor 5 stemmen

SchuytCornelis Schuyt was de zoon van Floris Schuyt, organist van de Pieterskerk en de Hooglandse Kerk in Leiden. Na een studiereis door Italië gemaakt te hebben, kreeg Cornelis in 1593 een aanstelling naast zijn vader in de beide Leidse kerken. Daarnaast had hij de verplichting allerlei muzikale taken te vervullen in stedelijke dienst. In hetzelfde jaar trouwde hij, maar het huwelijk bleef kinderloos. Na de dood van vader Floris in 1601 werd Cornelis hoofdorganist. Hij stond tijdens zijn werkzame leven in hoog aanzien; hij werd be-graven in de Pieterskerk. Cornelis Schuyt liet drie bundels madrigalen verschijnen. Twee daarvan zijn voornamelijk op Italiaanse teksten van onder andere Torquato Tasso en Petrarca geschreven. De derde was op Nederlandse teksten van onder meer Daniel Heinsius. Een vierde bundel van Schuyt bevat zes-stemmige instrumentale werken, geschreven in de twaalf modi. Orgelmuziek van Schuyt is niet overgeleverd. Schuyts schrijfwijze is zuiver renaissancistisch; invloeden van de moderne Italiaanse monodie van componisten als Claudio Monteverdi treft men in zijn werken niet aan. Dat maakt Schuyt een conser-vatiever componist dan zijn beroemde tijdgenoot, de Amsterdammer Jan Pieterszoon Sweelinck.

Jan Pieterszoon Sweelinck (Swelingh, etc.)
(☼ Deventer, 1562
Amsterdam, 1621).
Psalm 130 & Toccata & Fantasia chromatica & Pavana lachrimae

SweelinckHij was een Nederlands componist, organist,  pedagoog,  klavecinist en ensembleleider.
Hij geldt als de belangrijkste Nederlandse com-ponist van de „Vroeg moderne Tijd”, in de over-gang van renaissance- naar barokmuziek. Swee-linck was als componist en als muziek pedagoog tot ver buiten de landsgrenzen bekend en be-roemd. Reeds tijdens zijn leven verschenen vele van zijn vocale werken in druk en verspreidden zich over geheel Europa. Zo verschenen er in Berlijn de „roofdrukken” (in het Duits de „Lob-wasser Übersetzungen”) van Sweelincks meer-stemmige zettingen van de Geneefse (Frans-talige) psalmen van Calvijn.

De Engelse musici Peter Philips en John Bull, katholieken die naar de zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden waren gevlucht, zochten Sweelinck op in Amsterdam voor collegiaal contact. Philips deed dit in 1593 vanuit Brussel, John Bull ondernam veel later dezelfde reis met hetzelfde doel. Van laatstgenoemde is een fuga overgeleverd die op een thema van Sweelinck gebaseerd is. In het beroemde (handgeschreven) Fitzwilliam Virginal Book, dat rond 1600 werd samengesteld uit 297 composities voor het virginaal, zijn vier composities van Sweelinck opgenomen.

Opmerkelijk genoeg zijn tijdens Sweelincks leven geen klavierwerken (klavecimbel of orgel) uitgegeven. Wel verzorgde zijn oudleerling Samuel Scheidt de uitgave van een verzameling van driestemmige fantasieën, daarvan is tot nog toe geen enkel exemplaar in een bibliotheek of archief aangetroffen. Hoewel van Sweelinck bekend is dat hij veel meer muziek heeft geschreven, onder meer voor andere instrumentale en/of vocale bezetting, lijkt daarvan niets bewaard te zijn gebleven.

Adrianus Valerius (ook Adriæn Valery)
(☼ Middelburg, ca. 1570 á 1575 – Veere, 1625).
Valerius Variaties & Drie lederen voor het vaderland & Dankgebed
& Gelukkig is het land

Adrianus+Valerius+valeriusValerius werd geboren als zoon van een uit Frankrijk afkomstige vader François Valéry, een welgestelde notaris en douaneambtenaar die in 1592 de betrekking kreeg van gerechtelijke klerk bij Pieter van Reigersbergh, burgemeester van de stad Veere in Zeeland. Zes jaar later wordt Adriæn Valerius benoemd tot de douane- en tol- contro-leur van Veere, wat het begin markeert van een briljante loopbaan als burger en als patriciër in deze stad. Na zijn huwelijk met de dochter van de burgemeester in 1605, werd hij tot belasting-ontvanger bevorderd. Later werd hij tevens lid van de gemeenteraad en zelfs ook burgemeester van Veere. Als een niet geheel onverdienstelijk pres-terende dichter droeg Valerius, met wat anderen, bij aan de belangrijke bundel, de Zeeusche Nachtegæl, die in 1623 werd uitgegeven.

Zijn belangrijkste werk is evenwel de verzameling geuzenliederen (met melodische notatie en gepubliceerd in zijn Nederlandtsche gedenck-clanck) die handelen over de Tachtigjarige Oorlog. Die oorlog liep van 1568 tot 1648 en Valerius geeft derhalve de stand van zaken tot kort voor zijn overlijden, aangezien de bundel een jaar later, in Haarlem in 1626 verschijnt door de goede zorgen van zijn zoon François. Doordrongen van de calvinistische moraal en een „eeuwig leven” verwachtende, was het een bij uitstek militant anti-katholiek en anti-Spaans pamflet. De bundel bevat het verhaal van de opstand aangevuld met, naast de enkele door hem bewerkte geuzenliederen, voornamelijk zelf gedichte liederen. Die liederen (steeds gedicht op bestaande maar door Valerius soms aangepaste en voorts zelfs van een versie in tabulatuur voor luit en citer voorziene melodieën) beleefden een kortstondige populariteit maar raakten daarna in de vergetelheid, om vanaf het einde van de 19de eeuw weer geliefd te worden als vaderlandse liederen. Het allerbekendste lied uit de bundel is het Wilhelmus, dat een ouder geuzenlied is waarvan de oorsprong tot het begin van de opstand teruggaat. Het zou uitgroeien tot het nationale volkslied van Nederland en zou daarmee het oudste officiële of officieuze volkslied van een in de Verenigde Naties vertegenwoordigde staat zijn. Voorts zijn onder meer Merck toch hoe sterck en Waer dat men sich al keerd of wend nog heden ten dage goed bekend. De melodieën haalde Valerius uit het toen in omloop zijnde populaire repertoire van Nederlandse liederen maar ook van liederen en dansen van Engelse, Franse, Italiaanse, Duitse en zelfs Spaanse oorsprong.

 Jacob van Eyck
(☼ Heusden, ca. 1590
Utrecht, 1657).
Wat zal men op den avond doen & Der Fluyten Lusthof & Psalm 9 & Bravade

Jonkheer_J__van_Eyck_(Componist)Hij werd waarschijnlijk in Heusden geboren als kind van adellijke ouders. Hij was al bij zijn ge-boorte blind. Hij ontwikkelde zich in Heusden als campanoloog (klokkendeskundige) en ook tot beiaardier. Heusden had één klein carillon, dat zich in de toren van het stadhuis bevond. Van Eycks kennis is van cruciale betekenis geweest voor de ontwikkeling van het klokken spel. Hij ontdekte hoe de boventoon structuur van klokken is samengesteld en hoe door de vorm het profiel van de klok kan worden beïnvloed. Deze kennis werd in praktijk gebracht door zijn samenwerking met de klokkengieters Pieter en François Hemony, die hij in Zutphen ontmoette. Samen goten zij in 1644 het eerste perfect gestemde carillon voor de Wijnhuistoren in Zutphen. Jammer genoeg is dit klokkenspel bij een brand verloren gegaan. Het carillon van Deventer, dat ze enkele jaren later goten voor de Grote of Lebuïnus-kerk, bestaat nog wel.

In 1623 reisde Van Eyck voor het eerst naar Utrecht om advies uit te brengen voor de verbetering van het carillon in de Domtoren en in 1625 werd hij benoemd tot beiaardier van die Dom. Later bekleedde hij dezelfde functie aan de Janskerk, de Jacobikerk en het stadhuis. In 1628 werd hij „directeur van de klokwerken” in Utrecht. Als zodanig wist hij vele verbeteringen door te voeren in het klokkenbestand in Utrecht. Hij bezocht ook andere steden om te adviseren over de verbetering van het carillon. Dankzij de inspanningen van Van Eyck kregen de Jacobikerk en de Nicolaïkerk in Utrecht een nieuw Hemony-klokkenspel. De Dom volgde pas enkele jaren na Van Eycks dood.

Jacob van Eyck was in zijn vrije tijd ook een begenadigd blokfluitist. Op zomeravonden vermaakte hij de wandelaars op het Janskerkhof met zijn virtuoze fluitspel. In 1640 wordt dit voor het eerst genoemd. Vanaf 1649 krijgt Van Eyck er door het Janskapittel extra voor betaald. In 1644 ging hij over tot het publiceren van zijn blokfluitcomposities. Die verzameling Der Fluyten Lusthof verscheen (twee delen) tot 1649 en is opgedragen aan Constantijn Huygens, die een verre neef was van Van Eyck. Der Fluyten Lusthof omvat zo’n honderdvijftig composities, vooral variatiereeksen over populaire melodieën en psalmen. Daarbij gaat Van Eyck te werk volgens het proces van „breken”: het omspelen van de themanoten in steeds kleinere notenwaarden (diminutie). Dit heeft een toenemende moeilijkheidsgraad tot gevolg. Mede doordat hij aan eenstemmigheid gebonden was, heeft zijn stijl een tamelijk ornamenteel karakter.

  Constantijn Huygens
(☼ den Haag, 1596  –
den Haag, 1687).
Air de cour en twee Nederlandse liedjes & Symphonietta nr 1 &
Pathodia Sacra et Profana & Twee psalmen

Huygens Constantijn kreeg een gedegen opvoeding en ontpopte zich al vroeg als een begaafd kind. Zijn vader had eigen opvattingen over educatie-methoden, en hield zijn kinderen thuis om ze daar deels door hem zelf, deels door zorgvuldig geïnstrueerde gouverneurs, te laten onder wijzen. Vanaf Constantijns vijfde jaar kregen hij en zijn broer Maurits muziekonderricht. Ze begonnen met zang lessen, en leerden noten lezen met behulp van de goudkleurige knopen op hun jasjes. Op-vallend is, dat Christiaan sr. zijn jongens het „moderne” systeem met 7 notennamen bijbracht, in plaats van de traditionele, maar veel ingewik-keldere hexachorden. Twee jaar later begonnen de eerste lessen op de viola da gamba. Daarna volgden de luit en het klavecimbel. Met name voor het luitspel legde Constantijn een uitzonderlijk talent aan de dag. Reeds op zijn elfde werd hem gevraagd luit te spelen voor een groep Deense gezanten. in 1618. Op zijn eerste diplomatieke reis in 1618, speelde hij voor koning Jacobus I van Engeland.

Carel Hacquart (Brugge?)
(☼ ca. 1640
ca. 1701).
Suite 10 in A minor & Suites voor Viola da Gamba Opus III & Sonata quinta &
Samenspraak tussen Bacchus en Ceres (1678-1680)

HacquartHacquart was een componist die vooral actief was in de Verenigde Provinciën (het huidige Nede-rland). Hij was een broer van de minder bekende componist Philip Hacquart. Carel of Carolus Hacquart werd samen met zijn broer Philippus opgeleid als koorknaap in de Sint Baafs kathedraal te Gent. Rond 1670 vertrokken zij uit het graafschap Vlaanderen naar Amsterdam, waar zij zich vestigden als vrij kunstenaar. Carel verruilde zijn werkterrein in 1679 voor Den Haag, waar hij les gaf en concerten organiseerde met de steun van de bejaarde Constantijn Huygens, uit wiens brief-wisseling valt op te maken dat hij Hacquart bij stadhouder Prins Maurits heeft aanbevolen. Voor zijn dagelijks levensonderhoud gaf hij les aan veel meestal gegoede patriciërs als burgemeesters, advocaten en andere notabelen die in hun vrije tijd muziek maakten. In 1686 droeg Hacquart aan twee van deze leerlingen, de advocaten Pittenius en Kuysten, twaalf suites op. Deze konden worden uitgevoerd op één gamba, op twee gamba’s of door een gamba met continuo begeleiding. Over de periode na 1686 is niet veel bekend; op grond van de mogelijke identificatie met een persoon met een verwante naam, wordt vermoed dat hij naar Engeland vertrokken is.

Johan Schenck
(☼ Amsterdam, 1660
Düsseldorf, ca. 1716).
Nu mag de aarde vrolijk wezen & Rondeau in A- majeur & Sarabande in a-minor & Alegro Presto

SchenckJan Schenk was de zoon van Wijnant Schenk, een wijnkoopman afkomstig uit de stad Keulen en Catharina Cempius of Van Kempen, afkomstig uit Gladbeck. Hij werd gedoopt in de katholieke Mozes- en Aäronkerk evenals zijn broer en drie zussen. Hij trouwde in 1680 in de Nieuwe Kerk. Zijn vader stierf in 1681 en zijn moeder in 1702; zij werd begraven in de Oude Kerk. Omstreeks 1700 zou hij hebben samengewerkt met Hendrik Anders, David Petersen, Carl Rosier en Servæs de Koninck, deel van een groepje componisten dat op teksten van vooral de dichters Alewijn en Sweerts Nederlandse liederen componeren. Van 1697 af, was hij in Dusseldorp „Kammermusikus” aan het hof van Johann Wilhelm II, keurvorst van de Palts, een betrekking die hij minstens tot 1712 behield, en wellicht tot 1716, toen de keurvorst overleed. In die jaren publiceerde hij, nog steeds te Amsterdam en bij de meest befaamde uitgever van die tijd, Estienne Roger, nog vier volumineuze delen gambamuziek extra en een bundel-viool sonates. Over de laatste jaren van zijn leven is niet veel bekend. Op 22 december 1711 was Schenck aanwezig bij de kroning van keizer Karel VI in Frankfurt. 

 Unico Willem, graaf van Wassenær Obdam
(☼ Delden, 1692 –
den Haag, 1766).
Zes concerten

ObdamDe bestuurder Van Wassenær was muzikaal zeer getalenteerd maar liep daarmee niet te koop, omdat dat in zijn aristocratisch milieu niet als een bijzonder passende bezigheid werd beschouwd. Daardoor was het mogelijk dat de door hem geschreven stukken aanvankelijk aan anderen werden toegeschreven. Hij was de componist van de Concerti Armonici die hij schreef tussen 1725 en 1740. De concerten werden in het jaar 1740 gepubliceerd door de Italiaanse violist Carlo Ricciotti (1681–1756), aan wie de concerten danook aanvankelijk werden toegeschreven. Van Wassenær wordt daarom ook wel „the mystery composer” genoemd.

De Poolse componist François Lessel (1780?-1835) schreef de concerten ten onrechte toe aan Giovanni Battista Pergolesi. De stijl van de concerten is namelijk Italiaans, volgens Romeinse traditie geschreven met vier vioolpartijen en elk bestaat uit vier delen in plaats van de Venetiaanse drie delen, wat destijds gebruikelijker was; ze zijn vergelijkbaar met het werk van Pietro Locatelli. In 1979 werd een handschrift gevonden van de zes concerten in de archieven van Kasteel Twickel, met het opschrift Concerti Armonici. Hoewel er geen muziekhandschrift van Van Wassenær zelf werd gevonden, bevat het de gedrukte partituur met een handgeschreven inleiding van Van Wassenaer, luidend: “Partition de mes concerts gravez par le Sr. Ricciotti” (partituur van mijn concerten, gedrukt door Dhr. Ricciotti). Onderzoek van de musicoloog Albert Dunning heeft vervolgens op overtuigende wijze aangetoond dat de Concerti Armonici van de hand van Van Wassenær zijn. Dit werk is op 15 september 2009, Prinsjesdag, door het Residentie Orkest weer uitgevoerd tijdens de opening van de vergadering der Staten-Generaal in de Ridderzaal in Den Haag.

Van Wassenærs drie sonates voor blokfluit en basso continuo werden pas begin jaren negentig ontdekt. Voor die tijd had men Wassenær als Wallenær gelezen. (Dus de oude lange s” – nu alleen nog in gebruik als het integraal teken in de wiskunde – als een l” gelezen).

Christiaan Frederik Ruppe
(☼ Bad Salzungen, 1753
Leiden, 1826).
Uit de Kerstmis Catante coro (de muziek visualisatie is van Božidar Svetek)
& “Hef aan! Bataven!”, 1799 en “Jesus (= hope) Risen”, 1796-1797.
& Paas cantate & Fuga in C

RuppeHij werd geboren in de zelfde streek die eerder Maarten Luther en Johann Sebastian Bach voortbracht. Zijn vader was hoedenmaker en organist in Wilprechtsrode. Over Ruppes jeugd is vrijwel niets bekend. Volgens een artikel van F. Kist in het Nederlandsch Muzikaal Tijdschrift van 1841 kwam Ruppe al in 1722 in Leiden aan, maar pas op 20 juni 1787 – hij was toen 33 jaar oud – liet hij zich officieel inschrijven als student filologie. Een jaar later werd hij organist van de Lutherse Kerk aan de Hooglandse Kerkgracht. Bij zijn aantreden bleek het orgel in zo’n slechte staat dat Ruppe zich sterk maakte voor de bouw van een nieuw orgel. Met succes, want op 19 april 1790 was de feestelijke ingebruikname van het nieuwe orgel, gebouwd door Andries Wolferts uit Rotterdam. Volgens een krantenverslag vond de ingebruikname plaats met een concert door een groot orkest met een grote verscheidenheid aan instrumenten. Mogelijk heeft Ruppe zijn ooit bekende orgelconcert in C groot – waarvan alleen nog een negentiende-eeuws klavieruittreksel bestaat – voor die gelegenheid gecomponeerd.

Op 18 oktober 1790 benoemde de Universiteit Leiden Ruppe tot haar „ordinaris musicant” (muziekdirecteur en -docent). Hij trouwde met Christina Chalon, dochter van de concertmeester van het orkest van het Nederlands Theater in Amsterdam. Op initiatief van Ruppe werd in 1796 het Weeshuiskoor opgericht, een gemengd koor bestaande uit meisjes en jongens uit het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis aan de Hooglandse Kerkgracht in Leiden. Het koor zong driestemmig, zonder tenorstem. Het werkte onder meer mee aan benefietconcerten ten bate van het eigen weeshuis, daarin bijgestaan door instrumentalisten uit Den Haag, van het stadhouderlijk hof (strijkers, houtblazers) en militaire kapellen (koperblazers, paukenist). Na 26 jaar werkzaam te zijn geweest als docent muziek aan de Leidse universiteit, werd Ruppe op 13 mei 1816 door koning Willem I tot lector toonkunst benoemd. In datzelfde jaar overleed zijn vrouw. Hij hertrouwde met Johanna Petronella Reyers. Gekweld door een oogkwaal en door reumatiek overleed Ruppe op 72-jarige leeftijd te Leiden. Hij werd in Katwijk begraven.

Wolfgang Amadeusz Mozart
(☼ Salzburg, 1756 –
Wenen, 1791).
Holt on! Batavians! (1766): KV 24 (8 variations) & Wilhelmus KV 25 (7 variations) & Gallimatthias musicum in D majeur: KV 32 & Altijd is Kortjakje ziek

MozartToen het gezin Mozart het hof van de aarts-bisschop in Salzburg verliet (9 juni 1763 op weg naar Frankrijk en Engeland) was Wolfgang 9 en zijn zusje Nannerl 11 jaar oud. Het was ook nog eens niet de bedoeling het hof in den Haag te bezoeken. De redenen voor die reis naar Holland waren heel bijzonder. Het was de Hollandse gezant in Londen die het gezin uitnodigde de prins van Oranje in den Haag te bezoeken. Vader Leopold schreef echter dat die uitnodiging hem: bey einem Ohre hinein, bey dem anderen wieder hinaus passierten” want de Hollanders waren hem een beetje te grof en de reiskosten te hoog. Op 24 juli 1765 vertrok het gezin uit Londen om via Dover naar Calais over te steken. De Hollandse gezant reisde hen achterna en herhaalde de uitnodiging die nu persoonlijk van prinses Carolina van Nassau Weilburg, de zuster van de Prins van Oranje, kwam. Leopold stemde toe omdat, zoals hij een vriend schreef, man einer schwangeren Frauen nichts abschagen solle”. In een N.B. voegde hij nog toe: Der Herr Gesandte war nicht Schwanger, aber die Prinzessin”.

De eerste grote stad die hij in Holland zag, was Rotterdam. Vandaar schreef hij aan zijn vriend Hagenauer: Nun muss ich Ihnen erkennen, dass es mir sehr Leyd wäre, wenn ich Holland nicht gesehen hätte. Die Stätte sind anderen Stätten Europens gänzlich unterschieden. Es würde zu lange seyn solche zu beschreiben, genug, dass ihre Reinlichkeit mir sehr wohl gefällt, und ich will nur anmerken, dass ich die statue des berühmten Erasmi Rottersdami auf dem Platze mit Vergnügen betrachtet habe”. In Den Haag trof de familie een internationaal muziekleven aan: een vaste Franse Opera en Italiaanse, Vlaamse en Duitse muziekgezelschappen en, uiteraard, de hofkapel. Hun eerste bezoek was aan prinses Carolina. Echter op 12 september werd Nannerl ernstig ziek (buiktyfus) zodat de eerste concerten door Wolfgang (er werd een speciaal hofrij-tuig voor hem gereserveerd) alleen moesten worden gegeven. Prinses Carolina stuurde onmiddellijk haar bejaarde lijfarts, professor Schwencke, die met een speciale kuur het leven van het meisje redde.

Johann Wilhelm Wilms
(☼ Witzhelden, 1772 –
Amsterdam, 1847)

Wien Neêrlandsch bloed & Flute Concerto in D-major, Op.24 (c. 1813)

Symphony No.6 in D-minor, Op. 58 (1820)

Johann Wilhelm Wilms was een Nederlands componist van Duitse origine. Wilms kreeg zijn eerste muziekonderricht van zijn vader, die dorpsorganist was, en zijn oudere broer Peter Johann. Hij ging in 1791 naar Amsterdam, waar hij door verschillende orkesten als fluitist werd geëngageerd. Een sonate van Wilms is begin negentiende eeuw vastgelegd op een cilinder voor een automatisch orgel (aanwezig in het Amsterdamse Pianolamuseum). Hij kreeg veel opdrachten van vermogende Amsterdamse muziekliefhebbers. Zijn werk werd ook buiten Amsterdam bekend.  “Wien Neêrlandsch bloed”, een patriottisch lied dat hij schreef op tekst van Hendrik Tollens na de oorlogen tegen Napoleon, won in 1815 de eerste prijs bij een prijsvraag voor een nieuw volkslied. Het werd het officiële Nederlands volkslied van 1817 tot 1932. In 1822 hij trok zich daarop grotendeels terug uit het openbare muzikale leven en werd in 1823 organist van de doopsgezinde gemeente “Het Lam” in Amsterdam. Van toen af componeerde hij vooral gelegenheidswerken, zoals een jaarlijkse cantate voor de filantropische Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. De compositorische output van Willms bestaat uit zeven symfonieën, concerto’s, ouvertures, kamermuziek en pianomuziek.

Johannes Bernardus van Bree
(☼ Amsterdam, 1801
Amsterdam, 1857)
Ouverture Le Bandit & Allegro voor 4 strijkkwartetten & Feest Ouverture
& Nocturne nr 2

BreeVan Bree wordt gezien als een van de meest prominente componisten uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Zijn werken werden in binnen- en buitenland met veel waardering genoemd. Ten tijde van de Belgische Opstand in 1830 schreef hij een aantal patriottische liederen die hem de titel „nationaal componist” opleverden. Hoewel weinig van zijn composities de tand des tijds hebben doorstaan en zijn muziek na zijn dood snel in de vergetelheid is geraakt, schreef Van Bree verschillende ouvertures en symfo-nieën, een vioolconcert, koorwerken, de opera’s Saffo (1834) en Le Bandit (1835), het zangspel Neem u in acht (1826), strijkkwartetten, pianowerken, en een curieus maar aantrekkelijk Allegro voor vier strijkkwartetten, dat in 1845 door leden van het Caeciliaorkest voor het eerst werd uitgevoerd en thans weer geregeld op de orkestprogramma’s staat. Zijn werken zijn deels op de Duitse school van Spohr en Mendelssohn, maar deels ook op de lichtere Franse stijl van Boïeldieu en Adam georiënteerd.

Joannes Josephus Viotta
(☼ Amsterdam, 1814
Amsterdam, 1859).
Piet Hein & Ziet de maan schijnt door de bomen & hoort wie klopt daar kinderen &

ViottaViotta was een Nederlandse arts en musicus. Hij is vooral bekend door enkele door hem gecom-poneerde volksliederen. Viotta was de zoon van een Italiaans koopman te Amsterdam. Hij was voor de geneeskunde bestemd, maar de muziek was zijn grootste liefde. Als pianist, organist en zanger wist hij zich al vroeg te onderscheiden, zonder ooit regelmatig les te hebben gehad.
Tijdens zijn studie aan de Rijks Universiteit Leiden (1833-1837) trad hij al in het plaatselijke muziekleven op de voorgrond, schreef toen enige orkeststukken en ook veel pianomuziek.

Na zijn studietijd vestigde Viotta zich als arts in Amsterdam, maar hij wist zich tegelijkertijd tot een belangrijk persoon in de hoofdstedelijke muziekwereld te ontwikkelen. Hij was als repetitor een stuwende kracht achter de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst en introduceerde nieuwe werken van Mendelssohn, Schumann en Gade te Amsterdam. In dagbladen en tijdschriften was hij een onvermoeibaar promotor van deze muziek. De Nederlandse premières van de Symphonie fantastique van Berlioz in 1855 en de Tannhäuser van Wagner in 1858 besprak hij in uitvoerige artikelen in de Amster-damsche Courant. Ook voor het muziekonderwijs heeft hij zich ingezet. Als componist is Viotta vooral van belang door de vernieuwing van het Nederlandse volkslied, waar-voor J.P. Heije de teksten schreef. Sommige van hun liederen zijn nog altijd bekend, waaronder De Zilvervloot, Sint Nicolaas (Zie, de maan schijnt door de bomen) en Twee voerlui (Een karretje op de zandweg reed). 

John Joseph Hermann Verhulst
(☼ den Haag, 1816
Bloemendaal, 1891).
Ouverture Gijsbrecht van Æmstel & Aan U, oh koning der eeuwen
&
Symphony in E minor 
& Ouverture in B minor

VerhulstAls componist en als topfunctionaris in het Neder-landse muziekleven in de negentiende eeuw is zijn invloed aanzienlijk geweest. Verhulst zong als jongen in een katholiek kerkkoor, waar hij zich al onderscheidde door grote muzikaliteit. In zijn tienerjaren bracht hij het tot eerste violist in de hofkapel van koning Willem I. In 1836 kreeg Felix Mendelssohn Bartholdy, op vakantie in Scheve-ningen, van Johannes’ muziekleraar een ouver-ture van Verhulst te zien. Mendelssohn nam hem daarop aan als leerling. In Leipzig werd Verhulst dirigent van het Euterpe-orkest, waarvoor hij onder andere zijn Symfonie in e schreef.
In 1842 ging hij op aandringen van koning Willem II terug naar Den Haag, waar hij zich toelegde op het schrijven van Nederlandse liederen. Zes jaar later werd hij in Rotterdam als dirigent van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst aangesteld. Bij een feest in 1854 voor het zilveren jubileum van die vereniging lukte het hem tal van buitenlandse muziekprominenten te strikken, waaronder Franz Liszt. In de jaren daarna volgden nog enige benoemingen: in 1860 bij Diligentia in Den Haag en in 1864 in Amsterdam bij de Toonkunst, orkestvereniging Caecilia en Felix Meritis. In die machtige posities had hij een enorme invloed op het Nederlandse muziekleven gekregen. Zijn conservatieve smaak kwam hem echter op groeiende kritiek te staan. Zo weigerde hij Berlioz, Liszt en vooral Wagner uit te voeren. Als een orkestdirectie hun werken gespeeld wilde hebben, was ze op een gastdirigent aangewezen. Bij zijn pensionering bij Diligentia in 1886 werd hij benoemd tot erelid van deze instelling. Daarop trad hij ook uit al zijn functies in Amsterdam terug. Verhulst trouwde op 7 mei 1851 te Rotterdam met Johanna Elisabeth Cornelia Rochussen. Het echtpaar kreeg 6 kinderen. Hij stierf teruggetrokken op 74-jarige leeftijd.

Bernardus Josephus Wilhelmus Zweers
(☼ Amsterdam 1854
Amsterdam, 1924).
Sint-Nicolaas Cantate (Deel I & II) & Aan mijn vaderland & Derde symfonie

Zweers

Zweers groeide op in Amsterdam, als oudste zoon van de veelzijdige, amateur musicus H.A. Zweers. Zijn vader had in de Kalverstraat een rooms-katholieke Boek en Muziek Handel, die later met een handel in piano’s werd uitgebreid. Bovendien was H.A. Zweers een goede zanger, organist, koordirigent en redacteur van religieuze werken van Nederlandse componisten (R. Cave, G.A. Heinze, H. van der Eyken).

Bernard Zweers begon al te componeren op 14 jarige  leeftijd!
.

Johannes Maria Alphons Diepenbrock
(☼ Amsterdam, 1862
Amsterdam, 1921).
De Vogels Elektra & Stabat mater spesiosa & Te Deum

DiepenbrockIn het vroege werk van Diepenbrock is nog een romantische invloed van Richard Wagner herken-baar. Als katholiek kende hij muziek van Pale-strina en diens polymelodische stijl is in zijn eigen koormuziek ook herkenbaar. Vanaf circa 1910 gebruikt Diepenbrock de impressionistische klank-combinaties (ontleend aan Claude Debussy) maar een echte impressionist is hij nooit geworden. Hij werd een persoonlijke vriend van Gustav Mahler, nadat deze in 1903 Amsterdam had bezocht. Om de typisch „Hollandse stijl”, zoals sommige tijd-genoten die nastreefden, heeft Diepenbrock zich nooit veel bekommerd. De musicoloog Eduard Reeser schreef: „Hoewel er alle reden is om in Diepenbrock de grootste Nederlandse componist van zijn tijd te zien – al ware het reeds om de vele persoonlijke elementen in zijn stijl, die tot het einde toe steeds weer voor vernieuwing vatbaar bleken te zijn”. Dit neemt niet weg, dat in tegenstelling tot het werk van Zweers en Wagenaar van typerend Nederlandse eigenschappen in zijn werk nauwelijks sprake kan zijn. Door zijn tijdgenoten wordt Diepenbrock gewaardeerd om de wijze waarop hij poëzie en muziek combineert, de harmonie tussen zang en instrumentale begeleiding waarbij het woord nimmer ondergeschikt werd aan de muziek. Zijn „doorbraak” bij het brede publiek kwam in 1902 met de uitvoering van het Te Deum onder leiding van Willem Mengelberg.

Jurriaan Hendrik Andriessen
(☼ Haarlem, 1925
den Haag, 1996).
Sonnet 43 & Four poems & Berkshire Symphonies & De drie vissers

AndriessenJuriaan Andriessen staat ook bekend onder het pseudoniem Leslie Cool.  Als Lid van de Andries-sen familie was hij een zoon van de componist Hendrik Andriessen, een oom van de kunstenaar met dezelfde voornamen en een oudere broer van de componist Louis Andriessen.

.

.

Simeon ten Holt
(☼ Bergen, 1923 – 
Alkmaar, 2012).
Canto Ostinato & Bi-Ba-Bo & Palimpsest & Horizon

ten HoltDe schilder Henri F. ten Holt was zijn vader en hij was getrouwd met Colette Noël. Na zijn studie bij de Bergense componist Jacob van Domselaer vertrok Ten Holt in 1949 naar Parijs, waar hij aan de École Normale de Musique de Paris lessen volgde van Arthur Honegger en Darius Milhaud. In 1954 keerde hij terug naar Bergen. In de loop van de jaren vijftig componeerde hij Bagatellen en een aantal stukken waarin de door hemzelf ontwikkelde diagonaalgedachte tot uiting kwam: Diagonaalmuziek (1956-1958), Diagonaalsuite (1957) en Diagonaalsonate (1959). Die gedachte hield in het simultaan gebruiken van complementaire toonsoorten in tritonusverhouding. Op die manier kon Ten Holt vrijer omgaan met de tegenstelling tussen tonaliteit en atonaliteit. Vanaf 1961 raakte Ten Holt onder de invloed van het serialisme. Cyclus aan de waanzin (1961) was daarvan de eerste uiting. Tevens publiceerde hij artikelen in het literair tijdschrift Raster, trad hij op als pianist, was hij actief in het Bergense kunstleven en experimenteerde hij met elektronische muziek en het muziektheater. Van 1970 tot 1987 gaf Ten Holt les in de hedendaagse muziek aan de Academie voor beeldende kunsten in Arnhem (later als ArtEZ Academie voor beeldende kunsten Arnhem opge-gaan in de huidige ArtEZ hogeschool voor de kunsten). In de jaren zeventig zwoer Ten Holt de seriële methode af. Hij werkte vervolgens jarenlang (1975-1979) aan Canto Ostinato die hem veel succes opleverde. Volgens dezelfde op herhaling en tonaliteit gebaseerde gedachte ontstonden in de loop der jaren nog meer lange pianostukken: Lemniscaat (1983), Horizon (1985), Incantatie IV (1990) en Méandres (1999). Ten Holt noemde deze stukken afspiegelingen van zijn eigen innerlijk, in tegenstelling tot de formalistische” werken die hij vóór Canto Ostinato schreef.

Otto Ketting
(☼ Amsterdam, 1935 – 
Den Haag, 2012).
Dokter Pulver & De provincie & Symfonie 1 &  Intrada

Otto Ketting Hij was getrouwd met een dochter van dirigent en componist Willem van Otterloo. Ketting is geboren als een zoon van de componist Piet Ketting. Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en later bij Karl Amadeus Hartmann in München. Hij schreef onder meer opera, kamer-, ballet- en filmmuziek.  Van 1967 tot 1971 gaf hij les als hoofdleraar instrumentatie en compositie aan het Rotterdams Conservatorium, daarna stapte hij over naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij tot 1974 bleef en dezelfde functie vervulde als in Rotterdam. In de jaren daarna legde hij zich meer toe op dirigeren en publiceren. Hij schreef onder andere muziek bij sommige films van Bert Haanstra (onder andere Alleman en Dokter Pulder zaait papavers), en voor de film „De Anna” van Erik van Zuylen.

Louis Andriessen
(☼ Utrecht 6 juni 1939).
De staat & Symfoniën der Nederlanden & De vakbond & Mysteriën

AndriessenLouis Andriessen studeerde compositie bij zijn vader, Hendrik Andriessen en ook bij Kees van Baaren aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag veder van 1962 tot 1964 bij Luciano Berio in Milaan en Berlijn.
Zijn broer, Jurriaan Andriessen, was ook compo-nist. Louis Andriessen integreert verschillende muziekgenres, en voornamelijk Podiumkunsten: theater, literatuur, dans en film in composities. Die composities integreert Louis dan verder in de lessen muziekcompositie. Zijn composities en do-ceren deden deels de Nederlandse ensemble-cultuur ontstaan. Met Peter Schat, Jan van Vlijmen en Misha Mengelberg schreef hij de opera Reconstructie (1968-1969). In de jaren zeventig schreef hij ook politieke werken, zoals Volkslied en the Workers Union.

In 1972 werd het Orkest de Volharding door hem opgericht. Hij schreef hiervoor een gelijknamige compositie. Het stuk Hoketus uit 1977 (zie ook: hoketus, voor de betekenis van de term) was aanleiding voor het ontstaan van het Hoketus ensemble. Andriessen maakte hier als pianist deel van uit. Zijn vrouw, Jeanette Yanikian, speelde de basgitaar in het ensemble. Er volgden meer composities voor grotere ensembles: Mausoleum, Il Principe, De Staat, De Tijd. Belangrijk in de muziek van Andriessen zijn de complexe akkoorden, gespeeld op (veel) blaasinstrumenten en slagwerk. Louis Andriessen geldt als een van de grondleggers van de Haagse School, samen met componisten als Jan van Vlijmen, Diderik Wagenaar en Gilius van Bergeijk, die allen eveneens als docent aan het Haags Conservatorium waren verbonden.

De muziek van Louis Andriessen heeft sterke invloed ondergaan van de minimal music van componisten als Terry Riley en Steve Reich. Andriessen heeft herhaaldelijk opge-merkt in zijn werk sterk beïnvloed te zijn geweest door de muziek van Igor Stravinsky – de componist aan wie hij (samen met musicoloog Elmer Schönberger) het boek Het Apollinisch Uurwerk wijdde. Bij uitgeverij Querido verscheen in 2002 het boek Gestolen Tijd”, dat teksten van Andriessen over zijn eigen werk samenbrengt. Voor harmonie-orkest schreef hij in opdracht van de gemeente Amsterdam in 1974 het werk Symfo-nieën der Nederlanden (uitgave: Donemus).

Van de tweede helft van de jaren tachtig af, legde Andriessen zich meer en meer toe op toneelmuziek, filmmuziek en muziektheater. Bekend werden zijn opera’s De Materie”, Rosa” (in samenwerking met Peter Greenaway), en „Writing to Vermeer”. In juni 2008 is La Commedia” in première gegaan. Sinds 2008 is Andriessen ook hoogleraar in de Scheppende Kunsten aan de Universiteit Leiden. In zijn inaugurele rede analyseerde hij zijn compositie Letter from Cathy” uit 2003.

Svitlana Azarova
(☼ Ismajel Ukraïne, 9 januari 1976)
Motet (in oude stijl) & Outvoice, outstep & outwalk (voor basklarinet)
& Chacha 2 & Pure thoughts transfixed

In 1996 studeerde Svitlana, af als muziekleraresse, aan het Ismail Pedagogical Institute en ging naar het bekende Odessa State A.V. Nezhdanova Conservatorium waar ze compositie studeerde bij de professoren Olexander Krasotov en Karmella Tsepkolenko. Die studie als compo-niste voltooide ze in 2000. In dat zelfde jaar volgde ze masterclasses bij Faraj Karaev en Krzystof Meyer in Azerbeidzjan. Verder volgde ze in 2003 het 6-maanden durende Gaude Polonia (het beursprogramma van het Poolse Ministerie van Cultuur) aan de Frédéric Chopin Academie voor Muziek in Warschau, onder professor Marcin Blazewicz. Als alumnus van het conservatorium van Odessa werd ze daarna MMus in compositie onder Theo Loevendie aan het conservatorium van Amsterdam. Sinds 2005 woont Svitlana Azarova in Den Haag.

Zie ook de website van Svitlana Azarova.

Samengesteld door Han Tiggelaar

Bronnen: Wikipedia en Youtube.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.